De ‘Wichter’ is een vrucht waarvan de oorsprong vragen oproept. Sommige mensen denken dat de oorsprong van de ‘Wichter’ vanwege de vermeende Nedersaksische naam mogelijk uit Westfalen zou kunnen komen. En hij zou dan mogelijk hierheen zijn gebracht door ‘marskramers en ‘hannekemaaiers’. In afval van terpzolen van terpen in Westergo zijn pitten gevonden die sterk lijken op ‘Wichterpitten’ (Jaap Scheffer Winsum). Mogelijk is de ‘Wichter’ al in de Romeinse tijd in Friesland beland. De taal hoeft geen barrière te vormen voor het Friese wezen van de ‘Wichter’. Het is bekend dat allemaal verschillende soorten van de ondersoort Prunus domestica subspecies insititia (waartoe ook de ‘Wichter behoort) ook in het huidige Duitsland en in Frankrijk voorkomen. De Zibarte in Duitsland en de Mirabelle in Frankrijk zijn daar voorbeelden van. Dat een Duits klinkende naam hier terecht is gekomen is dan ook niet vreemd. Daarnaast zijn het Nedersaksische en Friese taalgebied al eeuwen met elkaar verweven. Ook vandaag de dag zijn er nog twee Nedersaksische taal enclaves in ons Westerlauwers Friesland. De kaart geeft deze gebieden weer en laat ook zien dat De Wâlden mooi in de armen van deze Nedersaksische buurvrouw ligt. In Oost-Friesland en in Noord-Friesland geldt natuurlijk hetzelfde: over een lange periode is er veel verwevenheid met het Nedersaksische taalgebied.
Dat de ‘Wichter’ hier misschien is gebracht door marskramers en ‘hannekemaaiers’ (mieren of poepen) is om verschillende redenen niet voor de handliggend. Om te beginnen hadden deze mensen niet veel te maken met de arme Wâldboeren en dat is nu precies de hoek met de Wichterbomen. Een Wichterboompje die zo gemakkelijk verwilderd, heeft niet veel economische waarde en zal daarom niet zo snel over grote afstanden door een marskramer als handelswaar worden meegenomen. En dat moest ook nog in de winter gebeuren, in een tijd dat de wegen bijna onbegaanbaar waren. Deze weg lijkt dan voor de Wichter niet voor de hand te liggen. Dat ze de F. Herder mee namen ligt meer voor de hand. Dit belangrijke stuk gereedschap voor de Wâldpiken had waarschijnlijk aanzienlijk meer commerciële waarde dan een Wichter-boom en nam minder ruimte in beslag op de lange reis vanuit Solingen in Noordrijn-Westfalen. (Kaart 2). Dan de tijd van het reizen van de mieren (hannekemaaiers) naar Westerlauwers Fryslân. Dit moet vrij zeker toen de hooitijd begon zijn geweest en dat was begin juli; laten we zeggen dat ze eind juni onderweg waren. Eind juni zijn er geen rijpe ‘Wichters’ te krijgen, dus dan zouden de mieren Wichter pitten van een jaar eerder in de zak moeten hebben om ze hierheen te brengen. Natuurlijk in de veronderstelling dat ze hier goud waard zouden zijn. Dit lijkt mij geen logisch scenario.
Een boom meenemen was nog moeilijker. We kunnen ervan uitgaan dat deze ‘gastarbeiders avant la lettre’ niet in een koets naar onze contreien zijn gekomen. Om een boompje mee te nemen, zou het nodig zijn om al tijdens de winter een exemplaar in een pot te planten. Deze plant zou dan in juni, met blad, moeten worden meegenomen en onderweg zouden ze ook regelmatig water moeten geven om hem levend Friesland te krijgen. Een mooi plaatje, maar ook dit scenario lijkt niet realistisch te zijn.
Nu bekijken we de zaken anders in de tijd en in mogelijkheden.
Eind augustus was het werk in De Greidhoeke klaar en trokken de mieren met het verdiende geld door De Wâlden terug naar hun vaderland. Dat dit niet altijd goed ging en dat ze soms met de verkeerde lui in aanraking kwamen met een F. Herder bewijzen de poepkruisen die we nog in de Noardlike Wâlden kunnen vinden. Onderweg stonden overal Wichter bomen in volle vruchtdracht en geen enkele Wâldpyk had er bezwaar tegen dat ze hier en daar kwamen ‘hôfkesjongen’. Die ‘Wichters’ waren natuurlijk wel eens beetje overrijp en het is dan ook niet verwonderlijk dat onze gastarbeiders waarschijnlijk wel eens een beetje boven haar ‘theewater’ waren. En dan droomden ze luidruchtig van de ‘Schöne Wichter’, die thuis op hen wachtte. De Wâldpiken die dat hoorden dachten natuurlijk dat ze het over de vruchten hadden en omdat alles wat exotisch altijd beter is, kwam die naam langzaam in mode. Het werd zo gewoon, dat niemand nu meer weet hoe de oude Friese naam ook alweer was. En de mieren namen de pitten van de heerlijke Streekproducten uit De Wâlden, die hen deed denken aan de Schöne Wichter, mee als souvenir naar Westfalen.
Dit is it wiere ferhaal fan de ‘Wichter’, optekene troch Jan fan Knilles en Jo op tritich Desimber fan it jier twatûzen en acht.
Het originele verhaal in het Fries lezen?
Het originele verhaal van Jan de Boer helemaal in het Fries lezen? Klik dan hier voor het it wiere ferhaal van de 'Wichter'.
De gebruikte foto op deze pagina mochten wij gebruiken van Fries Landbouwmuseum (foto: Klaas Uilkema) en is afkomstig van een expositie van Hannekemaaiers en Lapkepoepen.